Een sprinklerinstallatie is een goed middel om een beginnende brand te beheersen of te blussen. De installatie bestaat uit sprinklerleidingen met daarop gemonteerd sproeikoppen (sprinklers). De sprinklers hebben een smeltzekering of glasbulb die bij een bepaalde temperatuur stuk springt, zodat ze direct automatisch worden geopend. Hierdoor wordt meteen bluswater op en rondom de brandhaard gesproeid. Dat zorgt er enerzijds voor dat de brand direct bestreden wordt en anderzijds dat de omliggende materialen nat worden en hierdoor niet kunnen ontbranden.
Wanneer een sprinkler gaat sproeien stroomt er water aan het begin van het leidingnet, waardoor een alarmklep of stromingsschakelaar detecteert dat er ergens brand is. Vervolgens treedt de brandmeldcentrale in het gebouw in werking.
Hoe een sprinklerinstallatie moet worden aangelegd is vastgelegd in normen. In Nederland gelden hiervoor vaak de Europese normen NEN-EN 12845 en NEN 1073. Deze twee normen samen vervangen de van oudsher bekende VAS (Voorschriften Automatische Sprinklerinstallaties). De normen zijn te vinden op de website van NEN.
Het is onder voorwaarden toegestaan ook andere normen te gebruiken, veelal afkomstig uit het buitenland. Regelmatig wordt gebruik gemaakt van normen van:
In het CCV-Certificatieschema ‘Leveren VBB-systemen’ staan de voorwaarden waaronder de normen voor sprinklers kunnen worden toegepast in de Nederlandse situatie.
Om de betrouwbaarheid en kwaliteit van een sprinklerinstallatie aan te tonen, wordt deze bij levering voorzien van een productcertificaat op basis van het CCV-Certificatieschema ‘Leveren VBB-systemen’. Door preventief onderhoud volgens het CCV-Certificatieschema ‘Onderhoud VBB-systemen’ blijft de betrouwbaarheid gewaarborgd.
De schema’s worden vastgesteld door de Commissie van Belanghebbenden Brand (CvB) en hebben draagvlak bij de opdrachtgevers, verzekeringsmaatschappijen, brandweerkorpsen en brancheorganisaties in Nederland.
Voordat een sprinklerinstallatie wordt ontworpen moeten de uitgangspunten voor de installatie worden vastgelegd in een uitgangspuntendocument (UPD). Dit UPD wordt gecontroleerd door een onafhankelijke inspectie-instelling en tevens beoordeeld door de brandweer.
Tijdens een inspectie wordt onderzocht of ‘het object van inspectie’ voldoet aan de eisen. Het Bouwbesluit 2012 schrijft voor dat in een aantal gevallen brandveiligheidsinstallaties voorzien moeten zijn van een inspectiecertificaat. Sinds 1 januari 2015 moeten sprinklerinstallaties voorzien zijn van een inspectiecertificaat volgens het CCV-inspectieschema.
Het inspectiecertificaat wordt afgegeven nadat is vastgesteld dat het beveiligingsconcept juist is uitgevoerd. Dat betekent controle van de bouwkundige- en organisatorische maatregelen én een controle dat deze maatregelen zijn afgestemd op de sprinklerinstallatie.