Brandmeldinstallaties (BMI) redden levens en beperken schade. Al bij een klein beetje rook waarschuwen ze de mensen in het gebouw. De verhoging van de brandveiligheid die hiermee wordt bereikt, is belangrijk.
Een brandmeldinstallatie (BMI) is ontworpen om de interne organisatie te ondersteunen bij het ontdekken van brand. Er zijn Europese afspraken over de drempel waarbij een BMI in alarm moet komen om de interne organisatie te waarschuwen.
Bij het overschrijden van deze drempel is er sprake van een “echte” of “geverifieerde” melding. De BMI is dus ontworpen om bij een voorstadium van brand een alarm te geven. Bij een voorstadium van brand is de interne organisatie goed in staat om zelf op te treden. Dringende hulp van de brandweer is (nog) niet nodig. In geval van escalatie zal de brandweer worden gealarmeerd om hulp te komen bieden.
De melding kan ook worden overgedragen door een aanbieder naar een particuliere meldkamer buiten de organisatie. In sommige situaties, zoals bij 24-uurs zorg (zie Bouwbesluit) is het verplicht dat de aanbieder de meldingen direct overdraagt aan de meldkamer van de brandweer (zie wetten.overheid.nl).
Daarbij is de kwaliteit van een melding essentieel voor een goede brandweerzorg. Hoe meer informatie en betrouwbaarder de melding, des te beter kan de brandweer hulp bieden. Is de melding niet geverifieerd door de interne organisatie, dan zal de brandweer in de toekomst de melding niet meer opvolgen.
Dankzij de brandmeldinstallatie was iedereen op tijd veilig en bleef de schade beperkt.
J.A. Verhoeven
Als gebruiker van een brandmeldinstallatie (BMI) ben je er verantwoordelijk voor om onbedoelde meldingen door bijvoorbeeld koken of douchen te voorkomen. Daarom is het aan de gebruiker om een melding te verifiëren (controleren). Dit kan door het toepassen van technische verificatie of door verificatie op locatie.
De verificatie van de brandmelding vindt plaats in de brandmelder zelf, door twee melderafhankelijke melders of verbeterde sensor- en intelligente meldertechniek. De betrouwbaarheid van de melding is zeer groot daarom heeft deze manier van verifiëren de nadrukkelijke voorkeur.
In geval van een brandmelding krijgt de interne organisatie één minuut de tijd om de brandmelding te accepteren. Vervolgens krijgt de organisatie een aantal minuten de tijd om de brandmelding te controleren en bij loos alarm de brandmeldinstallatie te resetten. Als hulp van de brandweer noodzakelijk is, dan wordt direct een handmelder ingedrukt en contact opgenomen met de brandweer. Deze manier van verifiëren voorkomt dat de onbedoelde melding bij de meldkamer van de brandweer terechtkomt.
Federatie Veilig Nederland heeft een tool gemaakt om hulp te bieden om loze meldingen te voorkomen. Vraag ernaar bij uw installateur.
Naar de tool van Federatie Veilig Nederland
Het is de taak van de meldkamer om meldingen te ontvangen, beoordelen en passende hulp te bieden. Het beoordelen is een belangrijke taak omdat het merendeel van de automatische meldingen onbedoeld zijn. Het is de taak van de meldkamer om te voorkomen dat brandweereenheden voor niets uitrukken. Een goede beoordeling is dus van belang.
Geverifieerde meldingen van brand worden beoordeeld als een dringende taak voor de brandweer. De meldkamer alarmeert onmiddellijk brandweereenheden die met hoge prioriteit naar het opgegeven adres gaan. Niet-geverifieerde meldingen worden beoordeeld als géén dringende taak voor de meldkamer. Dan zijn er twee opties, te weten:
De taken en verantwoordelijkheden bij het verzenden van een automatische melding over internet zijn vergelijkbaar met het melden van een brand via 112.
Als de gebruiker geen gehoor krijgt bij 112, of geen ontvangstbevestiging heeft gehad na het verzenden van een automatische melding dan heeft de melder nog niet aan de plicht voldaan om de brand te melden.
Het onderscheid tussen verantwoordelijkheden van gebruiker en meldkamer (veiligheidsregio) is cruciaal:
Er zijn diverse aanbieders die de externe melding van brandmeldinstallaties kunnen overdragen aan de meldkamer. Een brandbeveiligingsbedrijf kan jou adviseren bij de keuze van een aanbieder.
De hulpdiensten kunnen beter helpen bij een goede en betrouwbare melding. Bij de keuze voor aanbieder zijn daarom onderstaande overwegingen van belang:
Indien de gebruiker geen wettelijke verplichting heeft om door te melden, dan kan de gebruiker kiezen voor elke particuliere alarmcentrale die beschikt over een vergunning van Justis.
Indien de gebruiker geen wettelijke verplichting heeft om door te melden, dan kan de gebruiker kiezen voor elke particuliere alarmcentrale die beschikt over een vergunning op basis van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Deze vergunning wordt uitgegeven door het ministerie van Justitie, afdeling Justis.
Op de site van Justis vind je een lijst van PAC’s die over een dergelijke vergunning beschikken.
Documenten van Justis vind je op: Documenten Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus
Op pagina 63 van de Lijst vergunninghouders Wpbr vind je de PAC’s die een vergunning hebben van Justis.
Indien de gebruiker wél een wettelijke verplichting heeft om de externe melding direct door te melden naar de meldkamer brandweer, dan dient de aanbieder aan twee criteria te voldoen:
Naam aanbieder | Justis vergunningnummer |
G4S Secure Monitoring | 5 |
Security Monitoring Centre B.V. / Chubb Fire & Security Group | 18 |
Siemens Nederland N.V. | 20 |
Securitas / Telesignal | 46 |
Bosch Energy and Building Solutions | 133 |
ASB-Security B.V. | 142 |
Als je nu al een doormelding hebt dan blijft die gewoon bestaan. De aanbieder die ooit door de brandweer is geselecteerd blijft zijn diensten gewoon aanbieden.
In geval van een brand in een pand is het van belang dat alle aanwezige personen op tijd een veilige plek kunnen bereiken. Een brandmeldinstallatie helpt om aanwezige personen tijdig te waarschuwen. De interne organisatie is opgeleid en getraind om ervoor te zorgen dat iedereen die aanwezig is in het pand in veiligheid wordt gebracht.
Artikel 7.11a van het Bouwbesluit 2012 bepaalt dat er voldoende personen moeten zijn aangewezen om in geval van brand een ontruiming snel genoeg te laten verlopen. Meer hierover staat in de Handreiking 7.11a Hulp bij ontruiming bij brand.
De brandweer krijgt regelmatig vragen over brandmeldinstallaties. Wat zijn de regels? Wie is waar verantwoordelijk voor? Hoe moet ik handelen als het alarm gaat? Wat moet ik doen bij een onbedoelde melding?
De meest gestelde vragen over brandmeldinstallaties vind je hier.
Het Bouwbesluit 2012 bevat voorschriften in welke gebouwen een brandmeldinstallaties aanwezig moet zijn. De technische eisen voor brandmeldinstallaties zijn beschreven in de norm NEN2535. In deze norm is een onderdeel opgenomen over het maximaal aantal onbedoelde brandmeldingen.
Het Bouwbesluit 2012 bevat voorschriften in welke gebouwen een brandmeldinstallaties aanwezig moet zijn. De technische eisen voor brandmeldinstallaties zijn beschreven in de norm NEN2535. In deze norm is een onderdeel opgenomen over het maximaal aantal onbedoelde brandmeldingen.
Raadpleeg altijd eerst jouw eigen ‘opgeleide persoon brandmeldinstallaties’. Wanneer je meer expertise nodig hebt, neem je contact op met jouw branddetectiebedrijf, installateur of een brandveiligheidsadviseur. Je kunt ook contact opnemen met de brandweer. Vraag dan naar de afdeling risicobeheersing.
Neem in alle gevallen contact op met een branddetectiebedijf, installateur of adviseur om te bepalen of de maatregelen nog voldoen aan de regelgeving.
Kijk naar de oorzaak van de onbedoelde brandmelding. Ga na welke organisatorische oplossing mogelijk is om dergelijke meldingen in de toekomst te vermijden. Je kunt ook in overleg met het branddetectiebedrijf bespreken welke installatietechnische oplossing voorhanden is. Leg altijd in het logboek vast welke maatregelen je getroffen hebt, zodat je kunt monitoren of de acties daadwerkelijk het beoogde effect hebben gehad.
Overleg altijd met het branddetectiebedrijf, installateur of adviseur wat de mogelijkheden zijn in jouw specifieke situatie.
Onder een intelligente melder kan een multi-sensormelder verstaan worden met minimaal 3 detectiesensoren (bijv. 2 optische, 1 thermische en/of 1 CO-sensor). De melder is in staat een echte brand te onderscheiden van verschijnselen die leiden tot een onbedoelde brandmelding. Is deze melder dan minder gevoelig? De term ‘gevoeligheid’ is niet correct. De geavanceerde technologie van een intelligente melder is afgestemd op het ruimtegebruik en de te verwachten storingsinvloeden en is niet uit te drukken in termen van meer- of minder gevoelig. Elk type melder dient te voldoen aan de NEN-EN54-reeks, zo ook de intelligente melder.
Bij veranderingen aan de installatie, is contact met jouw branddetectiebedrijf of installateur vereist. Laat hen een voorstel maken over de aanpassingen, met daarbij een uitleg waarom die aanpassingen noodzakelijk zijn om de ongewenste meldingen te vermijden. Wanneer u het eens bent met de voorgestelde aanpassingen, laat deze dan vastleggen in het Programma van Eisen of het Uitgangspuntendocument van de brandmeldinstallatie. Daarna kunt u de wijzigingen (laten) doorvoeren.
Neem contact op met jouw branddetectiebedrijf, installateur of adviseur. Wanneer de installatie steeds onbedoelde meldingen geeft zonder duidelijke oorzaak, is het belangrijk om consequent in het logboek te noteren welke automatische- of handbrandmelder in alarm is gekomen en welke omstandigheden daar heersten ten tijde van de melding. Misschien kun je hier zelf een patroon in ontdekken en conclusies trekken. Dankzij een goed logboek, kan het branddetectiebedrijf wellicht sneller het probleem opsporen.
Zorg dat er een goede afzuiging is in de rookruimte. Plaats in de rookruimte geen optische melders. Informeer bij het installatie- c.q. branddetectiebedrijf welke type melder het beste in de rookruimte geplaatst kan worden. Een andere optie is de rookruimte te verplaatsen naar een locatie in het gebouw waar geen brandmelding kan ontstaan.
Als deze activiteiten normaal zijn binnen jouw instelling/bedrijf moeten deze kunnen worden uitgevoerd zonder dat dit leidt tot brandmeldingen. Zo niet, neem dan contact op met de beheerder van de brandmeldinstallatie. Beoordeel samen welke maatregelen er genomen dienen te worden om brandmeldingen te voorkomen. Indien er aanpassingen plaats vinden aan de installatie, zoals het buitenbedrijf stellen van een automatische melder of het niet doormelden van de brandmelding, dien je met de interne (BHV) organisatie te overleggen.
Dit kan komen doordat:
Als deze activiteiten vaker voorkomen, neem contact op met de technische beheerder van uw bedrijf of het branddetectiebedrijf en laat de brandmeldinstallatie aanpassen dat er geen brandmeldingen ontstaan door de activiteit.
Ook kunnen de omstandigheden rond uw activiteit zo worden aangepast dat de brandmelding niet meer ontstaat (goede automatisch ingeschakelde afzuiging boven een kooktoestel).
De brandweer neemt afscheid van OMS in de loop van de komende jaren. Het systeem is verouderd. In plaats daarvan komt er een openbaar ontvangststation. De gebruiker mag zelf een aanbieder kiezen die de automatische melding over internet (MoIP) kan aanbieden aan de meldkamer. Via het ontvangststation kan de aanbieder alle gegevens doorgeven die van belang zijn voor de brandweer: exacte plaats, toedracht en actuele gegevens. Vraag uw brandbeveiligingsbedrijf of aanbieder naar de mogelijkheden.
Als er een handbrandmelder wordt ingedrukt NADAT er een rookmelder is geactiveerd, dan wordt dat door de meldkamer gezien als verificatie van de melding. De brandweer wordt onmiddellijk gealarmeerd. Als alleen de handbrandmelder wordt geactiveerd doen we dat niet. In de praktijk blijkt namelijk dat de handbrandmelder net zo onbetrouwbaar is als de automatische melder. De handbrandmelder wordt vaak onbedoeld geactiveerd. Per vergissing door aanstoten, uit baldadigheid of omdat er bijvoorbeeld water in de melder is gelopen.
De overheid eist een inspectiecertificaat op basis van het Inspectieschema Brandbeveiliging van het Centrum voor Criminaliteit en Veiligheid (het CCV).
Een inspectiecertificaat is een certificaat dat wordt geëist vanuit het Bouwbesluit 2012. Het certificaat is een verklaring dat de kwaliteit van een brandmeldinstallatie voldoet en borgt de samenhang tussen de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische elementen in het gebouw.
Het doel van certificatie is het aantonen en borgen van de kwaliteit van een brandmeldinstallatie.
Inspectiecertificaten worden afgegeven door onafhankelijke en erkende inspectie-instellingen. Het CCV beheert de certificatieregeling. Kijk op de website van het CCV voor meer informatie.
Indien de brandmeldinstallatie een verplichte directe doormelding heeft naar de Regionale Alarm Centrale (RAC) van de brandweer is het inspectiecertificaat 1 jaar geldig. Zonder deze doormelding is de geldigheidsduur van het inspectiecertificaat 3 jaar.
Om zeker te zijn van de kwaliteit van de brandmeldinstallatie, moet deze voldoen aan de norm NEN 2535. Van sommige brandmeldinstallaties wordt verwacht dat deze door een onafhankelijke instelling wordt geïnspecteerd. Dit gebeurt op basis van het CCV ‘Inspectieschema Brandmeldinstallaties’ en alleen als het Bouwbesluit dit voor het bouwwerk verplicht stelt. Nadat een installatie is gecertificeerd dient dit certificaat periodiek (vaak elk jaar) verlengd te worden. Meer informatie over certificatieschema’s vind je bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).
Een branddetectie- of installatiebedrijf
Een op het gebied van brandmeldinstallaties gespecialiseerd adviseur kan de opdrachtgever, eigenaar en/of gebruiker met raad en daad bijstaan over het ontwerpen, aanleggen en gebruiken van brandmeldinstallaties. Zij kunnen de brandmeldinstallatie en het gebruik van het gebouw optimaal op elkaar afstemmen, door slim gebruik te maken van de producten die op de markt leverbaar zijn. Een adviseur kan ook offertes, Programma van Eisen (PvE)’s en het ontwerp van de installatie voor de eigenaar/gebruiker van het gebouw beoordelen.
De inspectie-instelling toetst de installatie aan de gebouw specifieke uitgangspunten van de regelgeving. Deze zijn beschreven in het Programma van Eisen (PvE) of Uitgangspuntendocument (UPD). De inspectie-instelling geeft een oordeel over de installatie. Bij een positief oordeel geeft de inspectie-instelling een inspectiecertificaat af voor de installatie.
Bij een geëiste brandmeldinstallatie en als de brandmeldinstallatie automatisch doormeldt naar de brandweer, geeft de brandweer advies op het Programma van Eisen (PvE) of Uitgangspuntendocument (UPD).
De brandweer controleert bij de oplevering van het gebouw of alle zaken die voor de brandweerinzet van belang zijn aanwezig zijn en goed werken. Denk daarbij aan de toetreding voor de brandweer, de flitser bij de brandweeringang, de brandweersleutelkluis, het brandweerpaneel, enz.
Wanneer het gebouw in gebruik is kan de brandweer periodiek controleren of de brandveiligheidsvoorzieningen nog in orde zijn. De brandweer geeft adviezen als het gaat om het terugdringen van onechte en ongewenste meldingen.
Accepteer het alarm op de brandmeldinstallatie (druk op: zoemer uit). Controleer in de ruimte waar de automatische (rook)melder in alarm is gekomen wat er aan de hand is. Neem direct telefonisch contact op met de brandweer. Handel conform het calamiteitenplan.
Handel volgens de afspraken binnen het bedrijf/instelling conform het calamiteitenplan.
Sla een handbrandmelder in, neem direct contact op met de brandweer (conform de alarmeringsprocedure) en geef door wat je hebt gezien. Handel volgens het calamiteitenplan.
Neem zo snel mogelijk contact op met de brandweer. De brandweer beoordeelt of een brandweerauto doorrijdt naar jouw adres (maar niet meer met zwaailicht en sirene).
Neem contact op met de beheerder van de brandmeldinstallatie of opgeleid persoon.
Bij een doormelding en de brandweer komt ter plaatse: na toestemming van de brandweer.
Zonder doormelding of de brandweer komt bij een doormelding niet ter plaatse: conform de geldende afspraken in het bedrijf of instelling.
Vang de brandweer op, leid hen naar de plek van de melding en vertel wat de omstandigheden waren toen de loze brandmelding ontstond.