Het bouwbesluit 2012 kent enkele artikelen met een algemene verbodsbepaling met betrekking tot brandveilig gebruik dat verder niet geregeld is met een ander voorschrift uit het Bouwbesluit.
Het gaat hier om de volgende artikelen:
In artikel 7.10 “Restrisico brandgevaar en ontwikkeling van brand” wordt geregeld dat het verboden is om in op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:
a. Brandgevaar wordt veroorzaakt, of
b. Bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.
Enkele voorbeelden van situaties waarop dit artikel van toepassing is:
In artikel 7.16 “Restrisico veilig vluchten bij brand” wordt gesteld dat het verboden is om in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor:
a) melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;
b) het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of
c) het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.
Enkele voorbeelden van situaties waarop dit artikel van toepassing is:
Zorgplicht (artikel 1.16 Bouwbesluit 2012) is de algemene zorgverplichting die geldt voor installaties. Installaties moeten te allen tijde functioneren overeenkomstig de op de installatie van toepassing zijnde voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Ook moet de installatie adequaat worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd. In het algemeen zal het voldoende zijn wanneer de in de handleiding of productspecificaties opgenomen instructies van de fabrikant, leverancier en installateur worden gevolgd. Ook moet het gebruik zodanig zijn dat er geen gevaar voor gezondheid of veiligheid is.
Een voorbeeld van deze zorgplicht is het onderhoud van de noodverlichtingsinstallatie.
Omwille van de betrouwbaarheid dient de noodverlichting periodiek getest en onderhouden te worden volgens de voorschriften van de leverancier.
Om veilig te kunnen vluchten en om panieksituaties te vermijden bij het uitvallen van de netspanning, zijn gebouwen voorzien van noodverlichting. De meeste noodverlichting bestaat uit armaturen met een ingebouwde accu (decentraal). Noodverlichting gaat pas branden bij uitval van de netspanning waarbij de werking sterk afhangt van de staat van de accu, lichtbron en armatuur zelf. Om een goede werking te garanderen moet deze in de meeste gevallen jaarlijks worden gecontroleerd.